In 1917 gebeurde er iets heel groots in Rusland. De mensen waren arm, hongerig en boos. Ze moesten vechten in de Eerste Wereldoorlog, terwijl de rijken in paleizen leefden.
Een groep mensen, de bolsjewieken, vond dat iedereen gelijk moest zijn en dat de rijkdom eerlijk verdeeld moest worden. Hun leider was Vladimir Lenin.
Lenin en zijn volgelingen namen de macht over van de keizer (de tsaar). Ze beloofden: “We stoppen met oorlog voeren en bouwen een land waar iedereen evenveel krijgt.”
Zo ontstond een nieuw soort land, gebaseerd op het communisme:
Er waren geen rijke en arme mensen meer (althans, dat was het idee).
De staat bezat alles: fabrieken, boerderijen, huizen.
Mensen moesten samenwerken voor het gemeenschappelijke doel.
Dit nieuwe land heette de Sovjet-Unie (voluit: Unie van Socialistische Sovjetrepublieken).
Niet iedereen was blij met Lenin. Er brak een burgeroorlog uit tussen de Roden (de communisten) en de Witten (mensen die de oude tijd wilden terugbrengen).
De strijd was hard en wreed. Uiteindelijk wonnen de Roden, en de Sovjet-Unie werd officieel opgericht in 1922.
Veel mensen verloren familieleden of moesten vluchten. Het land lag in puin, maar de communisten bleven aan de macht.
Na de dood van Lenin in 1924 kwam Jozef Stalin aan de macht. Hij wilde van de Sovjet-Unie een sterke industriële grootmacht maken. Dat deed hij met harde hand.
Stalins plannen:
Boeren moesten hun grond verplichten samenvoegen in grote staatsboerderijen.
De regering bepaalde wat er werd gemaakt en hoeveel.
Fabrieken werden snel gebouwd, vooral voor wapens en staal.
Maar dit ging gepaard met veel leed:
Boeren die niet wilden meewerken, werden opgesloten of vermoord.
Miljoenen mensen stierven van de honger, vooral in Oekraïne (de hongersnood van 1932–1933).
Mensen die kritiek hadden, verdwenen in gevangenkampen (de Goelag).
Het was een tijd van angst en onderdrukking.
In 1939 sloot Stalin een geheim verdrag met Duitsland (de nazi’s van Adolf Hitler). Ze spraken af dat ze elk een deel van Polen zouden bezetten.
Zo begon de Tweede Wereldoorlog. Maar in 1941 brak Hitler zijn belofte en viel de Sovjet-Unie aan. Er volgde een vreselijke oorlog met miljoenen doden.
Steden als Leningrad en Stalingrad werden zwaar verwoest, maar de Russen gaven niet op.
Uiteindelijk wisten de Sovjet-soldaten Duitsland te verslaan en in 1945 Berlijn te veroveren, samen met de westerse landen (zoals Groot-Brittannië, Frankrijk en de VS).
Kort daarna pleegde Hitler zelfmoord en was de oorlog voorbij.
Na 1945 was de wereld helemaal veranderd. De Sovjet-Unie had enorme macht gekregen in Oost-Europa.
In landen als Polen, Roemenië, Hongarije en Oost-Duitsland kwamen regeringen aan de macht die door de Sovjet-Unie werden gesteund.
De westerse landen (zoals Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië) vertrouwden Stalin niet. Ze waren bang dat het communisme zich ook naar hun landen zou verspreiden.
Zo ontstond er een nieuwe periode van wantrouwen tussen Oost en West — de Koude Oorlog.