In het jaar 2000 werd Vladimir Poetin president van Rusland. Hij was daarvoor hoofd van de geheime dienst (de FSB, de opvolger van de KGB) en werkte kort als premier.
Poetin beloofde orde, veiligheid en trots terug te brengen in een land dat in de jaren ’90 veel armer en instabieler was geworden. Onder zijn leiding groeide de economie in het begin sterk, vooral door de verkoop van olie en gas aan andere landen. Daardoor kreeg Rusland weer meer invloed in de wereld.
In de eerste tien jaar van de 21e eeuw leek het economisch goed te gaan met Rusland. Er kwamen nieuwe bedrijven, meer winkels en hogere inkomens. Toch bleef de rijkdom ongelijk verdeeld:
Een kleine groep rijke zakenmensen (de oligarchen) werd heel machtig.
Veel gewone Russen leefden nog steeds in armoede, vooral buiten de grote steden.
De Russische economie bleef sterk afhankelijk van olie en gas – als de prijzen daarvan daalden, ging het meteen slechter.
Poetin bouwde langzaam een systeem waarin hij en zijn partij (Verenigd Rusland) steeds meer macht kregen.
De regering kreeg controle over:
de media (tv, kranten, internet),
de rechtspraak,
en zelfs over verkiezingen.
Er kwamen wel verkiezingen, maar oppositiepartijen (die het niet met Poetin eens waren) kregen weinig kans. Critici werden soms gearresteerd, bedreigd of zelfs vermoord.
Rusland bleef dus officieel een democratie, maar in werkelijkheid werd het steeds meer een autocratie – een land waar één leider bijna alles bepaalt.
Na 2000 probeerde Rusland zijn invloed buiten de grenzen terug te krijgen.
In 2008 voerde Rusland oorlog met Georgië.
In 2014 annexeerde (inlijfde) Rusland het schiereiland de Krim, dat tot dan toe bij Oekraïne hoorde. Dat zorgde voor veel conflicten met Europa en de Verenigde Staten.
In 2022 viel Rusland zelfs heel Oekraïne binnen, wat leidde tot een grote oorlog die nog steeds voortduurt.
Door deze acties kreeg Rusland zware economische sancties van westerse landen. Dat betekent dat handel en samenwerking met Rusland sterk werden beperkt.
In Rusland heerst tegenwoordig een sterke nationale trots. De overheid gebruikt propaganda (eenzijdige informatie) om mensen te overtuigen dat Rusland door het Westen onrechtvaardig wordt behandeld.
Veel Russen zijn loyaal aan hun land, maar anderen durven hun onvrede niet openlijk te uiten. Internet en sociale media worden streng gecontroleerd, en protesten worden vaak snel gestopt.